- Capaciteit 1400
Hoewel er documentatie is van operatische activiteit in Rome sinds 1606 (Agostino Agazzari), waren de herhaalde verboden van het Vaticaan lange tijd een ernstige hindernis voor de ontwikkeling van opera in de hoofdstad. Toch, tot aan de opening van de huidige zaal in 1880, zagen enkele belangrijke premières het licht in de Romeinse theaters, zoals Il Barbiere di Siviglia in 1824, en Il Trovatore (1853) en Un ballo in maschera (1859) van Verdi in het Teatro Apollo.
In 1877 werd de stad de hoofdstad van Italië en had als zodanig geen theater dat aan de omstandigheden voldeed. Domenico Constanzi, een rijke hotelier, besloot zijn naam in de geschiedenis van de Eeuwige Stad achter te laten door met eigen middelen een opera te bouwen, die in slechts drie jaar werd voltooid. Het Teatro Constanzi markeerde een ware heropleving van de Romeinse lyriek, van 1880 tot 1926, met maar liefst 46 nieuwe producties en 120 premières. De nieuwe werken waren van de hand van Italiaanse componisten, waarbij vooral de successen van Mascagni met Cavalleria rusticana en van Puccini met Tosca opvielen. De stad beleefde nieuwe premières, zoals Parsifal in 1884, terwijl Toscanini zijn debuut maakte in Rome door Carmen te dirigeren.
In 1926 kwam het theater onder controle van de fascistische staat, die een modernisering en volledige transformatie van het gebouw uitvoerde. Toen het twee jaar later weer activiteiten hervatte als Teatro Reale dell'Opera, werd natuurlijk de "nationale" creatiepolitiek voortgezet, met onder meer Respighi, Malipiero, maar ook Stravinsky, Richard Strauss en zelfs Alban Berg's Wozzeck in 1942 op het programma. Sinds 1937 werden ook de beroemde Terme di Caracalla gebruikt voor openluchtvoorstellingen.
In 1946 verliet de instelling de term "Reale" en werd simpelweg Teatro dell'Opera genoemd, en internationaliseerde haar repertoire, terwijl ze trouw bleef aan hedendaagse auteurs. Britten, Honegger, Hindemith, Janacek en Henze zullen hier hun premières hebben. Hier ontdekte Renata Tebaldi in 1948 en Maria Callas in 1949, als Kundry in Parsifal!
In de afgelopen jaren hebben artistiek directeuren zoals Riccardo Muti, ondanks financiële problemen, de creativiteit en pracht van deze Romeinse instelling weten te behouden.